Monastieke Agrarische Gebouwen

Laatst bijgewerkt: 05-05-2025


Definitie

Gebouwen die toebehoorden aan een klooster of abdij en werden gebruikt voor landbouwdoeleinden en voedselproductie.

Omschrijving

Monastieke agrarische gebouwen, ook wel bekend onder de Latijnse naam 'grangium' (meervoud 'grangiae'), waren een essentieel onderdeel van middeleeuwse kloosters, met name bij orden zoals de Cisterciënzers en Norbertijnen die vanaf circa 1100 op afgelegen plaatsen werden gesticht. Deze gebouwen dienden voor de agrarische exploitatie van de kloosterbezittingen, wat cruciaal was voor de zelfvoorziening van de kloostergemeenschap. Voorbeelden van dergelijke gebouwen zijn boerderijen, schuren (waaronder tiendschuren), molens en werkplaatsen zoals smederijen. De 'grangia' werd vaak bemand door lekenbroeders, ook wel conversen genoemd. Naast het verbouwen van gewassen en houden van vee, hielden kloosters zich ook bezig met activiteiten zoals inpolderen en ontginnen van land, en de productie van goederen zoals brood en bier.

Gebruikte bronnen: